Journalistiek als handleiding voor de democratie?

geschreven door  en vertaald doorStijn Debrouwere

Als journalisten zijn we zo gewend geraakt aan het mantra dat goede journalistiek essentieel is voor een functionele democratie dat we er eigenlijk amper bij stilstaan wat dat precies betekent. Jack Shafer, columnist voor Slate en Reuters, deed in dit stuk uit 2009 voor ons de analyse.

Onze kranten waren nog nooit zo geliefd als nu, net nu blijkt dat ze op sterven liggen.

Deze week stelde Benjamin Cardin, een senator uit Maryland, voor om de belastingswetgeving aan te passen en kranten in moeilijke papieren te categoriseren als vereniging zonder winstoogmerk – die hoeven immers geen belasting te betalen. De catch, natuurlijk, is dat net als alle andere Amerikaanse non-profits deze kranten niet langer stemadvies zouden mogen geven of zichzelf voorstander of tegenstander verklaren van wetsvoorstellen. Als je houdt van NPR (publieke radio) en PBS (publieke televisie), die altijd klagen over hun karige financiering, dan zal je meteen verliefd worden op geriatrische kranten zonder winstoogmerk die hun budget bij elkaar schrapen uit schenkingen, toelagen van filantropische instellingen, ledenwervingscampagnes, en – je ziet het van ver – subsidies van de overheid.

Grote liefde voor kranten ook vanuit academische hoek en bij activisten, een onwaarschijnlijke alliantie. Heel wat academici verwijten de Amerikaanse pers dat ze de financiële crisis niet zagen aankomen. Ze zijn er ook rotsvast van overtuigd dat elke reporter mede de oorlog in Irak heeft veroorzaakt, een criminele samenzwering met George W. Bush die de invasie legitimeerde, met uitzondering van een paar journalisten in het toenmalige Knight Ridder bureau in Washington (de grootste tegenstanders van de oorlog toendertijd). Bill Moyers, voorzitter van het Schumann Center for Media and Democracy, vatte dat perspectief goed samen twee jaar geleden toen hij zich kantte tegen het idee dat “de dominante instellingen van de pers de democratie bewaken. Ze houden daarentegen de realiteit voor ons verborgen, of het nu gaat over de link tussen groot geld en politiek, de sociale kost van vrijhandel, groeiende ongelijkheid, de resegregatie van onze scholen, of de vernietigende mars voorwaarts van hen die onze milieuwetgeving ontmantelen.”

Maar nu onze kranten krimpen en in elkaar stuiken, hoor je andere academici en die vertellen ons dat kranten een noodzakelijke component zijn van de democratie. Samuel Schulhofer-Wohl en Miguel Garrido, onderzoekers aan Princeton University, linkten onlangs het opdoeken van de Cincinnati Post op 31 december 2007 (circulatie 27.000) aan een daling van het aantal mensen die kwamen stemmen en het aantal verkiezingskandidaten in Cincinnati, hoewel de Cincinnati Enquirer (circulatie 200.000) nog steeds op beide benen staat. Critici van de consolidatie van de media in steeds grotere groepen, zoals Robert W. McChesney en John Nichols, die zich een jaar geleden in The Nation afvroegen Wie trekt de stekker uit van Big Media?, lieten deze week terug van zich horen met een klaagzang over de teloorgang van de journalistiek van diezelfde grote kranten. Ze adviseren “fiscaal beleid, kredietmogelijkheden en expliciete subsidies om de overblijfselen van de oude media om te zetten in onafhankelijke, stabiele instituties.” Ik kan niet wachten om die twee de zien ijveren voor een overheidssubsidie zodat Rupert Murdoch z’n vod de New York Post levend kan houden.

Telkens ik mensen hoor babbelen over democratie denk ik aan Adrian Monck, die het idee verwerpt dat kranten een onvervangbare rol spelen in het welzijn van de natie. Amerikaanse democratie overleefde haar eerste eeuw zonder veel dat ook maar in de verste verte leek op onderzoeksjournalistiek of journalisten die politici ter verantwoording riepen. Dat soort journalistiek, hetgeen waaraan we nu denken als we denken aan kranten, kwam pas op tegen het einde van de 19de eeuw. Toen Thomas Jefferson zei dat hij de voorkeur zou geven aan een wereld met kranten en zonder overheid, eerder dan een overheid zonder kranten, dan was dat geen verwijzing naar wat wij zouden herkennen als onze lokale krant, zegt Stephen Bates, professor journalistiek aan de University of Nevada-Las Vegas. De pre-moderne pers was slaaf van de politieke partijen, en hun pagina’s stonden vol met eenzijdige berichtgeving. De reden waarom Jefferson zo’n liefhebber was van kranten was omdat daar de debatten gevoerd werden (en soms ook de moddergevechten), niet omwille van haar onderzoeksjournalistiek en exposés.

Ik hou zo enorm van mijn dagelijkse krant dat ik me abonneer op wel vier verschillende uit eigen zak, dus duw me niet in het hokje van de boeroepers. Maar zoals Monck kan ik me goed voorstellen dat burgers voldoende informatie zouden weten te verzamelen om te stemmen of om hun wetgevers met hooivorken te porren zelfs als alle kranten in het land morgen in een bodemloze prullenmand zouden vallen.

Om te beginnen hebben politieke partijen, belangengroepen en de overheid zelf allemaal baat bij het behoud van verkiezingen en democratie. Ik ben vrij zeker dat zelfs al zou de Washington Post geen stemadvies geven en de New York Times niet langer uitgebreide biografieën van presidentskandidaten samenstellen, kiezers nog steeds hun weg zouden vinden naar het gros aan relevante informatie. Voor de crisis in de nieuwsindustrie hoorde je bijna nooit een politicus of een activist blaaten over hoe belangrijk kranten wel niet zijn voor zelfbestuur. Je hoorde ze vooral bitchen over wat een vreselijke klunzen de kranten wel niet waren, hoe zelden ze essentiële data wisten te ontaarden. De enige groep die consistent van mening is dat kranten belangrijk zijn, zijn de mensen die die kranten maken. Het zijn zij die opscheppen over hoe kranten de democratie verrijken door vervuiling, ongepastheden, machtsmisbruik en onveilige consumptiegoederen aan het licht te brengen.

Je denkt dat ik overdrijf? Als grote voorstander van de democratie kan ik je vertellen dat het een meerderheid van Amerikanen worst zal wezen of hun lokale krant overleeft of niet. Een peiling van het Pew Research Center die eerder deze maand gepubliceerd werd, toont dat minder dan de helft van alle Amerikanen “zegt dat hun lokale krant verliezen het publieke leven in hun gemeenschap ‘heel wat’ zou kwetsen.” Hemeltje, ik wil wedden dat je een referendum kan houden in heel wat steden met als doel de afschaffing van iedere en elke krant, en ‘t zou wel eens goedgekeurd kunnen worden.

De mensen die hun neus ophalen voor kranten in die peiling zijn niet achterlijk. Ze hebben een punt. Zelfs een uitstekende krant bevat maar een paar artikels per dag waarvan je zou kunnen zeggen dat ze de democratie ondersteunen. Autobom in Pakistan? Drugsoorlog in Mexico? Overstroming in North Dakota? Moord in de buitenwijken? De beste plekjes waar je na middernacht nog Thais kan gaan eten? Een bespreking van een concert van Britney Spears? Wat te doen met overschotjes kalkoen? Sportuitslagen? Beurscijfers? Het is onwaarschijnlijk dat de meerderheid van die artikels de democratische impuls zou superchargen.

Af en toe publiceren kranten het soort werk waar aanbidders van de democratie zo tuk op zijn, maar zelfs dan kan je er niet op rekenen dat de bevolking haar democratische spier opspant. Hoe verklaar je anders de blijvende politieke corruptie in de staat Illinois, nochtans zo uitstekend gecoverd door de lokale pers? Een academicus aan de universiteit van Champaign-Urbana zou misschien zelfs kunnen bewijzen dat journalistiek onderzoek naar politieke corruptie de democratie schaadt door ons steeds cynischer te maken. Of dat uitstekende politieke berichtgeving die mensen goesting doet krijgen om politicus te worden de democratie verzwakt door per abuis allerlei uilskuikens op het verkeerde idee te brengen. Of dat slechte (maar goed bedoelde) journalistiek – waarvan er zoveel is – de democratische impuls verlamt.

Dat mensen koppig journalistiek blijven koppelen aan democratie irriteert me niet alleen omdat het de kwaliteit en het belang overschat van wat in de kranten verschijnt maar ook omdat het de kracht van kranten om ons betere burgers, wijzere kiezers en meer verlichte belastingsbetalers te maken buiten propertie opblaast. Ik hou van nieuws gedrukt op krantenpapier, geloof me, echt wel. Maar ik heb er een hekel aan als kranten gereduceerd worden tot een soort spiekbriefje voor de democratie. Al dat geliefkoos over hoe essentieel kranten zijn voor de samenleving en het politieke proces maakt me nostalgisch en doet me de tijd koesteren, nog niet zo lang achter ons, toen iedereen een hekel had aan zijn krant.

De laatste eeuw krantenjournalistiek bewijst dat geen enkele publicatie de overheid en de machtigen lang ter verantwoording kan houden. (Hey, da’s kort genoeg om te tweeten!) En nu, verontschuldig me, ik moet me nog door een hele berg ongelezen kranten worstelen.

delen op twitter

Journalistiek als handleiding voor de democratie? debrouwere.org/6f door @stdbrouw 


 werkte vroeger voor de Guardian en tot voor kort bij het Tow Center for Digital Journalism. Deze blog handelt over programmeren en de toekomst van de journalistiek. Stijn is @stdbrouw op Twitter.