Journalistiek die je kan gebruiken

geschreven door  en vertaald doorStijn Debrouwere

Jonathan Stray werkt bij de Associated Press en is hoofdontwikkelaar van Overview, een tool die journalisten informatie helpt puren uit gigantische hoeveelheden documenten, bijvoorbeeld de vele lekken van WikiLeaks. Hij vraagt ons in dit stuk om verder te kijken dan de volgende app of leuke innovatie, en ons af te vragen wat journalistiek écht tot doel heeft en wat fundamenteel anders en beter moet om dat doel te bereiken.

Redenen genoeg voor mensen om het nieuws te volgen, maar wat mij betreft is de belangrijkste missie van de journalistiek mensen helpen om dingen gedaan te krijgen. Huidige nieuwsproducten zijn daar niet erg goed in, vind ik.

Journalistiek met grote J wordt verondersteld te draaien rond grote idealen zoals “democratie” en “het publiek belang”. Het is ongetwijfeld belangrijk om geïnformeerd het kieshokje binnen te stappen, maar als je wil beargumenteren dat journalistiek belangrijk is, is dat een zeer oppervlakkige theorie. Kijk rond je heen: bijna niks in onze wereld is zoals het is omwille van hoe je stemt. Echte verandering komt van mensen die denken dat een stukje van onze wereld zus moet zijn, niet zo, en dan alles doen om die droom werkelijkheid te maken. Democratie is ok, maar echte burgerzin heeft veel meer te doen met participatie en empowerment dan louter met verkiezingen. En het vereist niet enkel informatie, maar een gereedschapskit.

Krantenartikels op het internet en streaming video op een tabletcomputer – dat is niet de gereedschapskit waar ik op doel. Dat zijn kopieën van wat al lang mogelijk was op papier en op televisie. We kunnen nu veel meer verwezenlijken, en ik ga proberen schetsen hoe een nieuwsproduct er ruwweg moet uitzien om de mensen te ondersteunen die de wereld aan het veranderen zijn.

Wat is een journalistiek “product”?

Dit is een essay over productontwikkeling, dus ik wil heel duidelijk zijn over wat ik precies bedoel met een journalistiek “product”. Gezien journalisten geen tastbare voorwerp produceren, wordt dat product gedefineerd door de ervaring van de gebruiker. Het product is wat de interactie van de gebruiker met het nieuws ook moge zijn. Het is de krant vastnemen tijdens je ontbijt, of CNN kijken in bed, of even wachten tot je mobiele app de koppen ververst terwijl je op de bus zit. En ja, het product bevat ook alle artikels die je leest of ziet via dat medium, maar die artikels alleen zijn het product niet; dat waren ze nooit. Artikels werden altijd al verpakt in een krant of een televisieshow, en dat was het product. Of preciezer, de krant en de televisieshow zoals de gebruiker besliste die dingen te gebruiken was het product.

Heel wat van de courante discussies over de toekomst van de journalistiek concentreren zich de berichtgeving en hoe die moet veranderen, en terecht. Maar die analyse zegt ons niks over de gebruiker en hoe journalistiek eigenlijk gebruikt wordt – of zou kunnen gebruikt worden.

Digitaal productontwerp in de mediaindustrie bestaat tot dusver vooral uit emulatie van oudere media. Krantenwebsites en apps zien er uit zoals een krant. “Multimedia-journalistiek” bestaat vooral op doorklikken naar slideshows en video. Dit is een beetje zoals het eerste televisienieuws, toen nieuwsankers berichten van een persagentschap domweg luidop voorlazen. Digitale media geeft ons een explosie aan nieuwe mogelijkheden qua productontwerp, maar hetgeen we tot nu toe bij elkaar hebben gedroomd, is meer van hetzelfde gebleven.

Ik ga niet beweren dat hoe en wat we schrijven niet moet veranderen. Ik meen van wel. Maar de vraag die we ons stellen kan zich niet beperken tot “hoe kunnen we betere reportages maken?” Het moet zijn “wie gebruikt ons product, waarmee willen we hen helpen en hoe kunnen we een systeem bouwen dat hen daarmee helpt?”

Misschien zal je advertenties terugvinden in dat product, en misschien wordt het echte werk gesubsidieerd door celebritynieuws en de tv-gids. Er zijn zakelijke overwegingen die een rol spelen in het definiëren van een journalistiek product, en daar is niks mis mee, maar ik wil specifiek stilstaan bij de gebruikservaring. Heel wat andere mensen praten reeds over hoe je geld kan verdienen met journalistiek. Mijn zorg is dat ik iets wil maken dat kijkt naar wat mensen willen en nodig hebben en ze in die nood voorziet. Als je dat kan doen dan heb je een publiek, en je kan dat publiek dan advertenties tonen of een abonnement verkopen of je product doorverkopen (syndiceren), of weet ik veel.

De eerste eis die ik stel is deze: ik wil dat mensen het product gebruiken. Of liever: ik wil dat mensen het willen gebruiken.

Is nieuws saai?

Met saai bedoel ik dat het niet meeslepend is. Niet iets waar je veel tijd aan wil verliezen. Zoals Joshua Benton van het Nieman Journalism Lab zei,

Je hoort nooit van mensen “Man, wat was ik lekker verdwaald op die nieuwssite!” We creëren niet het soort ervaringen waarvoor mensen graag even blijven hangen.

Dat was zijn reactie op het volgende feit: Amerikanen spenderen blijkbaar gemiddeld 12 minuten per maand op elke nieuwssite die ze bezoeken, tegenover 7 uur per maand op Facebook. (Ik gebruik de Amerikaanse nummers ter illustratie omdat we die kennen uit grondig onderzoek, maar laat me alsjeblieft weten als je data hebt van andere landen!)

Het is niet zo dat mensen minder aandacht besteden aan het nieuws dan vroeger. Amerikanen spenderen ongeveer 70 minuten per dag aan de consumptie van nieuwsmedia, net zoals in 1996. (Het gros daarvan is het journaal, maar online blijft klimmen.) En de totale mediaconsumptie is hoger dan ooit. Mensen spenderen heel wat tijd al starend naar allerlei schermpjes, maar ze gebruiken die tijd niet om dingen bij te leren over de wereld – of tenminste niet met de hulp van professionele journalistiek.

Bestaande journalistiek prikkelt te weinig onze nieuwsgierigheid, onze formats zijn daar niet geschikt voor, en dat verklaart volgens mij deze discrepantie.

Ik praat nu niet over de nood aan een “vinnige” schrijfstijl, het toevoegen van “multimedia” of betere opmaak. Dat zijn misschien goede ideeën, maar uiteindelijk niet meer dan je woonkamer herinrichten door wat meubels te verschuiven. Zo’n dingen belichamen geen fundamentele verandering. Wanneer redacteurs zelfgenoegzame interviews geven over de “frisse nieuwe stijl” van hun publicatie wil ik met dingen beginnen gooien. We kunnen beter.

Ontwerp voor nieuwsgierigheid

Ik ben omsingeld door infofielen in mijn dagelijkse leven, en Wikipedia is voor bijna iedereen in die groep een betere bron dan nieuwswebsites om iets bij te leren over de wereld. Mensen spenderen uren op Wikipedia; ze spenderen nooit uren op bbc.co.uk of cnn.com of nytimes.com of news.yahoo.com (dat trouwens een veel groter bereik heeft dan gelijk welke traditionele publicatie.) Wikipedia kan je ook bijna altijd bovenaan de zoekresultaten vinden op Google, wat betekent dat meer mensen naar die stukken linken dan naar stukken op nieuwssites.

Hoe verklaar je dat? Als professionele nieuwsproducten zulk een belangrijke bron van informatie zijn, waarom kiezen de meeste mensen er dan voor hun nieuwsgierigheid elders te bevredigen?

We beginnen stilaan te begrijpen waarom. Standaard berichtgeving wordt geschreven als een reeks incrementele updates en die zijn nutteloos tenzij je het verhaal al volgt van bij het begin. Toen ik mijn kennis over de grote olieramp in de Golf van Mexico wou opfrissen na een paar weken het nieuws niet meer te hebben gevolgd, was Wikipedia een veel, veel betere bron om up-to-date te raken. Moest ik dat via CNN hebben gedaan dan had ik een hele stapel dagelijkse updates moeten lezen om zo eindelijk bij te benen. Dit staat ondertussen bekend als het context”-probleem onder mensen die babbelen over de toekomst van de journalistiek, en er bestaat geen betere inleiding tot het probleem dan Matt Thompson z’n “Een tegengif voor web overload.

De professionele nieuwsmedia hebben bovendien een serieus probleem met linken, het is te zeggen, niet linken. Linken is cruciaal om meeslepende ervaringen te bouwen online. Links creëren het web, de grootste tijdsverspiller ooit uitgevonden. Ze zijn ook noodzakelijk voor elke site die onmisbaar wil zijn. Welk product de beste content heeft deert me niet, ik wil het product dat me de elke keer opnieuw het beste kan tonen van over heel het web en of dat nu binnenshuis of elders werd geschreven is niet van belang. Dat betekent links. (En syndicatie, maar geen enkel afgeschermd paradijs kan de vergelijking aan met de wilde rijkdom van het hele web.)

Links zijn bovendien essentieel voor transparantie en diepgang; ze geven mensen de mogelijkheid serieuzer te gaan verkennen. Het nut van links voor de journalistiek, en het gebrek eraan in zoveel professioneel werk, is een onderwerp dat ik reeds in groot detail heb beschreven in een driedelige serie voor het Nieman Journalism Lab deze zomer, en ik schreef ook reeds over hoe je links kan gebruiken om diepgang toe te voegen aan je schrijven alhier. Maar om het kort te houden: links zijn nog geen integraal onderdeel van de cultuur van de professionele journalistiek, en dit is een ernstige tekortkoming aan ons eindproduct.

Er zijn daarnaast heel wat andere manieren om de nieuwsgierigheid van onze gebruikers te bevredigen. Denk aan het nederige zoekvak. Bijna elke nieuwssite heeft er zo een, en zoeken is een evidente manier waarop gebruikers hun vragen beantwoord kunnen zien. Maar nieuwswebsites hebben bijna altijd rotslechte implementaties die zoeken moeilijk maken, en heel wat apps hebben niet eens een zoekfunctie. Of je kan enkel dingen zoeken van de laatste paar dagen of als ze onderdeel zijn van de huidige digitale “editie”. Als ik probeer om iets bij te leren kan het me werkelijk niks schelen hoe jij je inhoud metaforisch wil indelen.

En dan is er nog die rivier aan data die onze zoekmachines bijhouden als logbestanden en die we amper analyseren. Er is een debat gaande over hoe precies een nieuwsorganisatie moet reageren als ze verneemt dat er grote vraag is naar een bepaald onderwerp. Als “Paris Hilton” de nummer één zoekterm is, dan denk ik niet dat de redactie daarom berichtgeving over Paris Hilton hun nummer één prioriteit moeten maken, maar negeren wat je gebruikers willen is waanzin. Door me te negeren ga je mijn nieuwsgierigheid alvast niet opwekken, want die hangt af van wat ik denk, niet wat de eindredactie leuk vindt.

Heb geen vrees voor fragmentatie

En dat leidt ons tot een ander diep probleem met bestaande journalistieke producten: ze zijn niet persoonlijk.

Misschien is dit een gevolg van de klassieke “we zullen ze wel vertellen wat ze weten moeten” mindset onder redacteurs. Dat houdt steek voor een papieren product, waar iedereen exact dezelfde kopij leest, en waar je de laatste pagina kan omdraaien en daarmee de boel hebt uitgelezen. Maar het houdt geen steek in een omgeving waar pagina’s infeite oneindig zijn, en er is geen enkele vanzelfsprekende reden waarom hetgeen ik lees zou moeten overlappen met hetgeen jij leest. Journalisten van de oude stempel houden van het idee dat iedereen praat over dezelfde set verhalen, net zoals vroeger, maar ik ben niet overtuigd dat dat vandaag de dag nog een realistische of redelijke verwachting is.

Jay Rosen, professor journalistiek aan de NYU, verwees me onlangs door naar het werk van een 20ste eeuwse sociaal criticus genaamd Raymond Williams. “Er zijn geen massa’s,” schreef Williams in 1958, “enkel manieren om mensen te beschouwen als een massa.” Hoogdravende discussies over journalistiek gebruiken woorden zoals “het publieke goed” en “burger” maar dat zijn uiteindelijk maar concepten. Er is geen homogeen publiek. We hebben nu eindelijk de technische middelen om in onze media deze waarheid te eren, want op het internet kan je meer dan enkel uitzenden. Een krant of een tvreportage levert dezelfde ervaring aan iedereen, terwijl hoe ik een website of een applicatie gebruik erg persoonlijk kan zijn.

Dan is er nog het probleem van de vloedgolf aan informatie. Eén persoon kan maar een bepaalde hoeveelheid nieuwsfeiten aan op elk gegeven moment. Als iedereen dezelfde gebeurtenissen en hetzelfde nieuws zou volgen, dan zouden we heel wat belangrijke dingen moeten negeren. (En dat is exact wat nu aan het gebeuren is volgens internetwetenschapper Ethan Zuckerman.) Iedereen dezelfde informatie bezorgen en verwachten dat iedereen er op dezelfde manier mee omgaat is niet enkel een belediging voor onze diversiteit, het negeert ook het feit dat onze samenleving is gebouwd op specialisatie. Verschillende mensen hebben verschillende capaciteiten, posities en passies, dus ze hebben andere nieuwsagenda’s nodig. Journalisten met empathie hebben dat altijd al geweten, maar het was vroeger niet mogelijk om individuele reportages te richten naar specifieke mensen eerder dan naar iedereen.

Gebruikers zouden in de regel zelf die selectie kunnen maken, gegeven de juiste interface. Vandaag bestaat de personalisatie van bijna elk digitaal nieuwsproduct uit 1) nieuws uit mijn postcode oplichten en 2) me laten kiezen uit een kleine set aan ruw gedefinieerde “secties”. Waarom kan ik me niet inschrijven voor updates van de kwesties die me interesseren? Waarom kan ik geen alarmpje opzetten voor bepaalde sleutelwoorden? Waarom kan ik mijn nieuwsapplicatie niet zeggen “ik hoef echt niks te horen over Lindsay Lohan, echt nooit”? Et cetera.

Wie moet dit weten?

Als we gaan proberen om specifieke reportages te brengen tot bij een specifiek publiek, wie moeten we dan proberen bereiken? Eerst en vooral: iedereen die het horen wil. Een zo breed mogelijke toegang is belangrijk, en één van de leuke dingen aan het internet is dat het erg makkelijk is om meer mensen toegang te bieden tot ons werk.

Maar fundamenteler vind ik dat journalistiek nuttig moet zijn voor hen die ageren, voor hen die onze onze maatschappij helpen veranderen en verbeteren. Het antwoord op “wie moet dit weten?” is bijgevolg “gelijk wie er iets aan kan doen.” Ons nieuwsproduct moet de mensen van dienst zijn die ervoor kiezen om te handelen.

Voor sommige mensen is maatschappelijk engagement deel van de job: denk aan leerkrachten en ambtenaars. Maar zelfs als dat niet zo is, het web maakt dit een fantastische tijd om je als leek te engageren. Ik bedoel niet dat we elk individu moeten gaan beschouwen als een gemotiveerd genie die klaarstaat en bij de juiste oproep onmiddelijk in actie schiet. Maar onze samenleving herbergt een ongelooflijke collectieve kennis en potentieel dat momenteel niet wordt aangewend. Een hoogopgeleide specialist met een vrij weekend. Een geïnformeerde en geïnteresseerde bijstaander. Sommige kwesties los je enkel op met massaparticipatie waarbij unieke vaardigheden niet altijd noodzakelijk zijn, maar heel wat andere problemen vereisen de toewijding van een kleine aantal mensen met net de juiste achtergrond en motivatie.

Mijn favoriete voorbeeld is de succesvolle poging van The Guardian om iemand te vinden onder hun lezers die het mysterie van Tony Blair z’n belastingsaangifte kon ontwarren. Na wat geduld kwam uiteindelijk een kruisvaarder/accountant aankloppen met de oplossing (en mijn pet af voor zulk een prestatie).

We weten dat de meeste mensen niet zomaar de mouwen opstropen. Dit is de kern van de 90-9-1 regel die geldt voor een brede waaier aan online sociale activiteiten: 90% van alle mensen zijn je passief publiek, 9% is op één of andere manier geëngageerd, en amper 1% kan je tot de creators rekenen. De nummers verschillen een beetje van platform tot platform, maar de conclusie is telkens weer dat een klein hoopje mensen het kern van alle werk verrichten. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat offline sociale initiatieven – alles gaande van actievoering voor holebirechten tot pogingen om een kapot wegdek gerepareerd te krijgen – veel meer dan 1% zou aantrekken die wil ageren. En dat is ok. Het is normaal, en niks om je lastig in te maken. Eén percent van een populatie is nog steeds een gigantische poel talent en arbeid.

In het raamwerk dat ik hier schets is het ons journalistieke doel om elke reportage te bezorgen aan de juiste 1%, op het moment dat ze die informatie nodig hebben. Het heeft geen nut om op te merken dat de meeste mensen een artikel over onrust in Madagascar zo overslaan; dat valt te verwachten en het kan onmogelijk anders in een tijdperk gekenmerkt door steeds overweldigender informatiestromen.

Ik weet niet wiens job het is om deze communities rond belangrijke kwesties vorm te geven en in leven te houden; misschien werken Facebookgroepen goed genoeg. Wat ik wél weet is dat journalistiek zichzelf expliciet moet bezighouden met uitvissen wie haar publiek is en voor elk artikel de relevante groepen en individuen moet vinden. Waar vinden we die 1% die iets te zeggen heeft of iets kan doen aan de coup in Madagascar, hoe komen we met hen in contact en hoe brengen we ze in contact met elkaar?

Waarschijnlijk vereist dit dat journalisten beter moeten leren luisteren naar wat er zich afspeelt in de vele kleine hoekjes van het net en daarbuiten. Zoals Felix Salmon van Reuters het verwoordt, journalisten moeten kunnen lezen.

Journalistiek die dient om te doen

Ik stam af van een cultuur van makers; mijn leven en mijn leefwereld is ondergedompeld in de ethos van hackers, ondernemers, knutselaars, ambachtslui en artiesten. Al deze activiteiten zijn een vorm van participatie, een participatief instinct dat bij uitbreiding ook onze maatschappij mee vorm probeert te geven. Ik wil informatiesystemen die burgerlijk engagement en sociaal ondernemen faciliteren, in al haar vormen. Als we ons dit als doel stellen, dan heeft de journalistiek een beter inzicht nodig in hoe precies haar producten een hulp kunnen bieden aan mensen die de maatschappij een betere plek proberen maken.

Nieuws kan niet langer (enkel) draaien rond de update gericht aan de massa. Verhalen moeten getarget worden naar zij die het verschil kunnen en willen maken. Journalistieke producten – en dat is meer dan enkel onze artikels of onze items op het journaal – moeten ontworpen worden om dit te vergemakkelijken.

Nieuws kan een sterke rol spelen bij het prikkelen van de nieuwsgierigheid van mensen naar onze wereld en haar problemen – en nieuws kan ons doen zoeken naar oplossingen. Mensen moeten kunnen verdwalen in het nieuws, niet enkel Wikipedia en Facebook. We hebben goede samenvattingen nodig die een geïnteresseerde maar ongeïnformeerde lezer snel up to speed brengt. Zoeken en navigeren moet beter kunnen, tot op het punt dat nieuwe dingen leren en kwesties verder verkennen zo makkelijk is, dat het een reflex wordt. Nieuwssites moeten dieper en vaker hyperlinken dan gelijk welke andere website (en niet enkel die halfbakken interne links voor SEO, maar links die echt nuttig zijn voor de gebruiker.) De gebruiker verdient een intens persoonlijke ervaring. Het moet makkelijk worden voor gebruikers om hun interesses te vinden en op te volgen, ongeacht hoe niche. Journalisten moeten hun verhaal kunnen verkopen, niet aan de massa, maar aan het juiste publiek.

En dit alles moet werken op elk platform, zodat we deze bron aan informatie altijd kunnen raadplegen. Marketeers begrijpen dit; ik vind het gek dat de nieuwsindustrie zich zo traag aanpast aan de multimodale wereld.

Het klinkt erg moeilijk, maar niks dat ik oplijst, vereist exotische technologie. Enkel écht productontwerp, ten dienste van een concreet journalistiek doel.

delen op twitter

Journalistiek die je kan gebruiken debrouwere.org/6k door @stdbrouw 


 werkte vroeger voor de Guardian en tot voor kort bij het Tow Center for Digital Journalism. Deze blog handelt over programmeren en de toekomst van de journalistiek. Stijn is @stdbrouw op Twitter.